Terug naar Schijndel 40-44

 

ST. BARBARA

 

De bewoners van het St. Barbaragesticht, vooral zieke en bejaarde zusters, hadden de illusie erg "veilig" te leven, immers wat zou zo'n eenvoudig dorp als Wijbosch nu te maken hebben met die reuze oorlog. Op 10 en 11 september 1944 vierde de kloostergemeenschap van St. Barbara het gouden feest van het klooster.

Pastoor Franken van de St. Servatiusparochie Wijbosch had zijn parochianen aangespoord om ter gelegenheid van dit jubileum de zusters met name wat in natura te brengen, omdat de zusters in jaren geen snee mik meer zouden hebben gehad. Gehoor gevend aan de stem van hun herder kwamen de Wijbosschenaren aandragen met boter, eieren, mik, kippen en kersewijn. Daarbij werd

nog een geldbedrag van + f 475,- gestort.

Er was voldoende om te feesten. Maar helaas zo bleek later waren de zusters nog te zuinig geweest met het eten en drinken omdat er teveel was overgebleven voor de moffen. De feestelijkheden waren naar ieders wens verlopen. Maar ondanks deze vreugde voelde eenieder instinctief aan dat er zware tijden te wachten stonden en men durfde er met elkaar niet over te praten.

Inmiddels waren de Duitsers op straat bezig om alle wagens aan te houden en te controleren. Het was zo erg dat de knecht zelfs de was niet meer durfde weg te brengen. Met veel moeite haalde hij dagelijks nog met de kruiwagen het brood op, bang als hij was samen met het brood ingerekend te zullen worden. De mijnontploffingen in Eindhoven die zelfs in het St. Barbaragesticht werden waargenomen, waren er de oorzaak van dat het feestgedruis ging plaats maken voor onzekerheid, onrust en angst.

Na de feestvreugde moesten de zusters weer terugkeren in hun religieuse leven en daarom was zondag 17 september de dag van de afzondering. In het middaguur kwam een zuster echter vol enthousiasme, met groot gebaar en veel lawaai de stilte verbreken met: kom vlug, er zijn wel duizenden parachutisten. En inderdaad honderden en honderden vliegtuigen kwamen laag overgevlogen in de richting Son en Rooy.

De afzonderingsstemming was weg en gezien de gebeurtenissen buiten werd het Lof vroeger gehouden en werd daarna vrijaf gegeven. Het was een prachtig gezicht die vele honderden veelkleurige reuze "parapluies" te zien neerkomen. Het geheel gaf een gevoel van opluchting en bracht de gedachten dat het vlug vrede zou zijn. Ook de zieke zusters konden vanaf het balkon van dit schouwspel meegenieten.

 

 

St. Barbaraklooster te Wijbosch voor de oorlog

 

De radio bleef voortdurend aan, er mocht niets gemist worden en voor de moffen hoefde men niet meer bang te zijn, er hoefde niet meer stiekem geluisterd te worden. De vlaggestok werd voor de dag gehaald en de oranje strikjes werden gemaakt en klaar gelegd voor de grote dag, die niet ver meer weg was.

De bevolking liep in grote getale naar de landingsplaats en kwam terug met ladingen vol parachutes. De zusters kregen er ook drie. Zij wilden die lostornen om er dan jurkjes voor de meisjes van te maken. Ook deelden de Tommies aan de omstanders in ruime mate chocolade, koekjes en sigaretten uit. Een van de zusters kreeg van een voorbijganger ook een reep chocolade in haar hand gestopt. Maar omdat alle bewoners toch wel eens wilde proeven hoe of dat smaakte moest de reep in 90 stukjes verdeeld worden.

Over en weer was eenieder in de weer om het elkaar naar de zin te maken. Ook de zusters bleven niet achter en stuurden de knechts met volle manden tomaten en appels naar de Tommies. En als blijk van waardering moest moeder Overste twee doosjes sigaretten in ontvangst nemen. De bevrijders dansten met de bevolking op straat en weldra zou Wijbosch en Schijndel bevrijd zijn. Maar tegen de avond kwamen de troepen terug uit Schijndel. Het vreugdefeest was voorbij en de grens werd tussen Wijbosch en Eerde afgesloten. De radio werd weer afgezet en opgeborgen, de vlaggemast naar binnen gehaald, de oranje strikjes weggelegd.

 

De zondag daarna meldden zich de eerste moffen. Al voor de Hoogmis kwam een blaffende mof kamers opeisen voor de kommandant. En 's middags stonden de eerste évacués voor de deur, mensen die door de Duitsers uit hun huis gezet waren. In allerijl werden de gangen bij het washuis en de spijskokerij daarvoor ingericht. In de school, de stal en het washuis hadden de Duitsers zich reeds gevestigd. De rector, die inmiddels de organisatie in handen had genomen, vond het veiliger dat de bedden en de stoelen van de zieke zusters in de gangen werden gezet en 's middags moesten ook alle zieken van boven naar beneden komen. De eerste nacht werd met veel bidden doorgebracht, af en toe gestoord door een Duitser die in de keuken kwam voor koffie of thee. Het enige dat in ruime mate aanwezig was was surrogaat koffie maar daar wilden de heren niet van horen. Omdat de keukenzuster vertelde geen koffiemolen te hebben, stalen de Duitsers er een bij de buren en konden toen de koffiebonen, die zij zelf wel hadden, malen en koffie zetten.

Intussen werd er veel op Wijbosch geschoten en met name de kerktoren moest het ontgelden. Daar was door de Duitsers een radiopost aangebracht en toen de Amerikanen dat wisten bleven zij de toren zolang onder vuur houden totdat de post naar beneden was geschoten. Vervolgens werd het voor de kloostergemeenschap niet beter omdat de Duitsers de radiopost verhuisde naar de zolder van het klooster. Maar ook hier trokken zij vrij vlug de aandacht van de Amerikanen en deze beschoten daarop het klooster met fosfor- en raketbommen. De rector had zijn handen vol om de angstige zusters in bedwang te houden, vooral toen het huis van de overburen in brand was geschoten en meteen daarop het klooster weer de volle laag kreeg. De pannen vlogen van het dak en zelfs de planken van de zolder lagen her en der verspreid, overal puin, glas en scherven. Toen het wat rustiger werd, werden de deuren van de brandende schuur gehaald en voor de ramen van het rectoraat en de beste spreekkamer getimmerd maar nog geen half uur later vlogen ze er vanwege de felle beschietingen weer af. De tweede avond begon het gedonder opnieuw en er ontstond een vreselijke verwarring, diverse zusters probeerden in de kelder onder de keuken een veilig heenkomen te zoeken, terwijl een drietal anderen naar buiten vluchtten. Deze zochten hun toevlucht in de grot bij de Heilige Maagd Maria, denkend: "onder moeders bescherming zijn we veilig". Er werd in die nacht aan een stuk vreselijk op het klooster geschoten. Nu eens stortte er een stuk schoorsteen naar beneden, dan rinkelden de ruiten en dan vlogen er een massa pannen naar beneden. De zusters in de grot waren de mening toegedaan, dat alle zusters in het klooster het er niet levend zouden afbrengen. Vooroverliggend hun gezicht beschermend en biddend brachten zij de uren door. Ze bibberden over hun hele lichaam van angst terwijl ze luisterden naar het gekletter van de pannen, het gerinkel van de glasscherven en het gieren en suizen van de kogels. Intussen kwamen kalkbrokken, stenen en pannen steeds korter bij hen neergevallen.

De kogels kwamen uit de richting St. Oedenrode, want als ze opkeken dan zagen zij in die richting telkens vier lichtstrepen uit die vuurpijpen komen. Het deed hun sidderen van angst. Uiteindelijk kon een 70-jarige zuster het niet langer in de grot uithouden en ging vergezeld van een medezuster een veiliger plaats zoeken op het kerkhof. Zij zochten beschutting aan de voet van de Calvarieberg. Nauwelijks daar aangekomen floten de granaten en kogels hen links en rechts om de oren. Weer gezicht verbergen, bidden, vingers in de oren en sidderen en beven van de angst en de kou. Toen de jongste aan de 70-jarige zuster vroeg of deze nog leefde kreeg zij geen antwoord. De bejaarde zuster had het kerkhof verlaten en wilde een schuilplaats gaan zoeken bij de buren maar kwam uiteindelijk in het holst van de nacht bij de Duitsers terecht die haar meteen aan een kruisverhoor onderwierpen met vragen als: Waar kom je vandaan?, Wat kom je doen?, Ben je alleen?, Hoe oud ben je?, Ben je getrouwd?

De moffen die zich intussen erg goed hadden gedaan aan de ingemaakte producten en aan sterke drank vonden het kennelijk zo amusant dat er zelfs bij het kruisverhoor een revolver te voorschijn kwam. De zuster mocht er uiteindelijk, zij het met grote angst, de morgen afwachten nadat ze op een deur haar leeftijd had moeten schrijven. De zuster die op het kerkhof gebleven was, was weer op handen en voeten terug gekropen naar de grot. Samen hebben ze daar de ochtendschemering afgewacht en op een rustig moment zijn ze teruggelopen naar het klooster. De nacht was zo vreselijk geweest dat de rector de 90 personen die in de kelder aanwezig waren had voorbereid op de dood. Het gevoel en bewustzijn dat O.L.Heer zelf bij hen was verlichtten ieders gemoed. Voortdurend bleven enkele zusters bij Ons Heer bidden dat vanwege de veiligheid vanuit het tabernakel in de kapel ook naar de kelder was verhuisd.


Toen het dag was geworden en buiten werd ontdekt welk een grote ravage was aangericht en er inmiddels ook een bericht binnen kwam dat de Duitsers opnieuw een telefoonlijn zouden gaan aanleggen, vond de rector het niet langer verantwoord om nog in het klooster te blijven. Alle zusters die nog enigszins ter been waren gingen op hun kamer wat kleding halen.

In alle haast brachten de knechts twee karren en een rijtuig voor. Deze drie voertuigen werden met touwen aan elkaar gebonden omdat er maar een paard aanwezig was. Alle andere paarden waren in het Wijbosch al door de Duitsers gevorderd. Op elk voertuig mochten vijf zusters plaatsnemen. De overige ruimte werd benut voor het pakken van beddegoed. Andere zusters zaten op kruiwagens of in rolstoelen terwijl degenen die nog lopen konden op stokken steunend of in de armen van medezusters de stoet vulden. Met een grote witte doek aan een stok, vastgemaakt aan de eerste wagen, trok de treurige stoet naar het Moederhuis. Het hele klooster met een goed voorziene kelder - linnenkast - kapelornamenten - meubels - microfoon - radio met luidsprekers - apotheek met toebehoren - het lijfgoed van de zusters enz. enz., alles en alles moest onbeheerd worden achtergelaten voor de grijpgrage handen van de moffen.

Onder een hevig granaatvuur trokken de zusters op weg naar Schijndel. Onderweg werd een zuster aangesproken door een Duitser die haar adviseerde om naar de kerk te gaan, maar daar had zij op dat moment helemaal geen behoefte aan. Wel ging ze vlakbij de kerk in een sloot dekking zoeken en de bommen vielen op zo'n korte afstand van haar neer dat ze telkens door de luchtdruk werd opgetild. Luid klonken haar schietgebedjes terwijl ze dacht dat dit de laatste uren van haar leven waren. Het deken dat zij voor de reis had meegenomen trok ze helemaal over zich heen en dat bleek achteraf een goede bescherming te zijn geweest want diverse granaatscherven waren op de deken terecht gekomen. Toen de vliegtuigen weer vertrokken waren ontdekten enkele buren de zuster in de sloot. Ze werd overeind geholpen en naar de pastorie gebracht waar zij tien medezusters ontmoette. Daar beleefde zij een zeer aandoenlijk moment toen rector Sliepen en pastoor Franken elkaar de generale absolutie verleenden. Omdat het zo verschrikkelijk spande met het granaatvuur kregen ook de zusters de absolutie.

Het was inmiddels drie uur in de middag geworden en de zusters waren nog zo goed als nuchter. Er werd in de kelder van de pastorie gedeeld wat er nog voorradig was en zo kreeg ieder een kwart appel en een beetje melk. Vanwege de gespannenheid kwam ook voor deze groep het moment om in het Moederhuis zien te komen. De rector, die samen met de pastoor de ciborie met de H. Hosties moest meenemen, liet zijn fiets in de kelder van de pastorie achter met de bedoeling deze later weer op te halen. Toen bleek zijn fiets echter gestolen te zijn. De zusters gingen in groepjes van twee en drie op weg naar het Moederhuis, maar telkens moesten ze wegens het granaatvuur gaan liggen. De Duitsers die zich langs de weg hadden ingegraven keken met hun boeventronies de vluchtende zusters na. Tot in Schijndel ontdekten de zusters dat er geen huis was dat niet beschoten was en hier en daar lagen de lijken van mensen en vee langs de weg. Tegen de avond kwam het laatste groepje bij het Moederhuis aan. De algemene Overste was enerzijds blij dat alle zusters binnen waren maar anderzijds kwam er het probleem van de huisvesting. Het Moederhuis herbergde reeds vele honderden vluchtelingen. Alle kelders zaten vol maar er moest plaats gemaakt worden voor de ruim 90 zusters uit het Wijbosch waarvan de meesten oud, ziek, gebrekkig en afgetobd waren. De grote gang onder de kweekschool werd vrijgemaakt en ingericht. Langs de ene kant kwamen stoelen te staan en langs de andere kant enige bedden. Sommige bedden voor twee of drie zieke zusters. Zij die doodziek waren hadden de weelde om alleen een bed te krijgen.

De gang was erg schaars verlicht want hier en daar brandde er een kaars en alleen van vijf uur 's middags tot elf uur 's avonds was er electrisch licht. Voor de rest was het met alles behelpen. Als 's morgens het ontbijt werd rondgedeeld staken ze hongerig de hand uit om de boterham in ontvangst te nemen. 's Middags kwamen twee zusters met een paar emmers vol eten rond en kreeg ieder een bord met eten. Door de noodslachtingen was het mogelijk wat extra vlees te krijgen. Om drie uur werd een kopje drinken met een versnapering bezorgd terwijl om zes uur de magen werden gevuld met een avondboterham of een kopje pap. De magen bleven soms doorrammelen maar de zusters beseften wel dat het niet meeviel om dagelijks een kleine 1000 magen te moeten vullen.

Om acht uur in de avond begonnen de voorbereidingen voor de nacht. De meeste oude zusters hadden niet meer dan een stoel waar ze reeds de hele dag op hadden doorgebracht. Men zette de kap af, trok een kussen wat beter in de rug en deed de voile wat over het hoofd. De overige kleren werden aangehouden en zo wachtten ze de belevenissen van de komende nacht weer af. Het was dan ook geen wonder, dat de voeten van de meeste zusters dermate gezwollen waren dat hun schoenen niet meer dicht konden.

De zusters van de werkploeg hadden elders in het gebouw een slaapruimte maar hebben daar maar weinig plezier aan beleefd. Meestal moesten ze midden in de nacht vanwege het granaatvuur naar veiligere ruimten vluchten. De rector had zijn matras bij het geïmproviseerde altaartje gelegd. Daar waakte of sliep hij bij de Grote Meester in afwachting van de dingen die er zouden gaan gebeuren. In deze ruimte werd tevens biecht gehoord en de H. Mis gelezen; het was ook zieken- en sterfkamer. Een van de zusters die aan dementie leed moest haar bed delen met een andere zuster, maar zij had steeds het grootste gedeelte wat door de ander niet in dank werd afgenomen. Zij begreep ook niets van de hele situatie en het oorlogsgebeuren. Iedere avond kwam ze dan ook trouw vragen: "Moeder, mag ik vannacht hier blijven en hoef ik niet naar de schooiers"?

De verpleegsters hadden het 's nachts altijd druk. Door de noodslachtingen kregen ook de oudere zusters dagelijks een vet brokje vlees en de meesten konden daar niet meer tegen omdat de oorlog de ingewanden had schraal gemaakt. Het gevolg was dat velen last kregen van dissentrie. Het was 's nachts dan ook een voortdurend gewandel naar de closetstoel. En de verpleegsters moesten steeds de volle po's weer naar boven brengen. Door al dat gewandel werd echter ook de nachtrust voor de anderen voortdurend gestoord. Slecht ter been zijnde en dan moeten lopen in overvolle gangen die slecht verlicht zijn was niet bevorderlijk voor een stevige gang. De oudjes zochten steun aan alle ledikanten en stoelen die zij tegen kwamen waardoor degene die er op lag of zat steeds door de schok wakker werd, voor het geval er geslapen werd.

Het hoogtepunt van de dag voor deze oude en godsvruchtige zusters was de eucharistieviering. Op het sobere altaartje stonden behalve de twee kandelaars twee beeldjes, een van de Zoete Lieve Moeder van Den Bosch en de ander van de H. Benedictus. Beide beelden hebben de vlucht vanuit Wijbosch overleefd. In de loop van de dag werden nog gezamenlijk diverse litanieën gebeden alsook de rozenkrans en de Metten en Lauden terwijl 's avonds het Lof werd gedaan.

Vanuit het onderaardse verblijf heeft de Heer ook enkele zusters tot zich geroepen. Maar door de hevige beschietingen was het soms niet mogelijk om de zusters op een passende wijze te begraven.

Het gebeurde dat er soms ten minste drie keer over moest worden gedaan alvorens een overleden zuster ter aarde was besteld.

Op een avond werden de zusters opgeschrikt omdat iemand kwam vertellen dat het St. Barbaraklooster in brand stond. Het was niet te geloven, hun klooster kon niet afbranden. Maar toen een knecht met een kijker op het dak was geweest en het verhaal bevestigde was eenieder teneergeslagen. Later vertelde een ooggetuige dat er drie brandhaarden waren waardoor aangenomen werd dat het St. Barbaraklooster in brand is gestoken.

 

 

De overblijfselen van het St. Barbaraklooster na de oorlog

 

Toen de zusters het klooster hadden verlaten is er erg veel gestolen. Niet alleen door de Duitsers maar ook burgers hebben zich goed gedaan aan de onbeheerde goederen. Een Schijndelse vrouw vroeg aan een buurtgenoot van het klooster wat die zusters toch met al dat witte papier moesten doen. Zij meende een partij handdoeken te hebben bemachtigd en had niet in de gaten dat het servetten waren. De betrokken buurman had haar ook met een volle kruiwagen goederen vanaf het St. Barbaraklooster zien komen en ze besefte kennelijk niet dat ze zich door haar vraagstelling verraadde.

In de nacht van 22 op 23 oktober was de strijd weer hevig. Er was geen ogenblik van rust en de hele nacht door steeg het gebed van de zusters naar de hemel. Het was nauwelijks te begrijpen dat er nog een steen op de andere bleef. En tegen de morgen bleek de nachtelijke schietpartij nog kinderspel te zijn geweest. Boven hun hoofden werd een heel stuk muur weggeschoten en de kelderruimte kwam vol kruitdamp, gruis, stof en vuil. Met een zakdoek voor de mond werd ijlings links en rechts enige dekking gezocht. Iedereen zat stil van de schrik in afwachting van het uur van de dood, want die kon nu niet lang meer op zich laten wachten. Maar tegen acht uur hield het vuren op. Zou dit dan toch het einde zijn? Was dat geratel van de tanks?

Er werd gefluisterd dat de bevrijding daar was. De vreugde groeide met de minuut en plotseling stonden er enkele Tommies boven aan de trap en de kolonel zelf kwam in de kelder. Hij was verbaasd dat deze oude en zieke zusters het vijf weken in deze omstandigheden hadden kunnen uithouden. De zusters waren zeer verheugd van het Duitse juk verlost te zijn maar de verwoestingen aan het Moederhuis bekoelde hun vreugde want het was een en al vernieling. De voorgevel, de kapel, de kweek, de mulo en huishoudschool, het washuis en de bakkerij, het had allemaal zijn deel in de verwoesting.

De oude zusters snakten naar de verlossing uit de onderaardse schuilplaats. Dit werd met spoed geregeld. Op 25 oktober vertrokken 25 zusters naar St. Oedenrode en enkele dagen later 32 naar Eersel, 12 naar Son, enkelen naar St. Lidwina en vijf zusters bleven op het Moederhuis achter. Deze gingen dagelijks naar Wijbosch werken, haalden nog allerlei goederen onder het puin vandaan en probeerden het kloosterleven weer op gang te brengen. Hetgeen zij in Wijbosch aantroffen bracht de tranen in de ogen van verdriet. Hier en daar werd nog wat teruggevonden. Een boer uit Wijbosch vond in het hooi de cibories van het St. Barbaraklooster en van de parochiekerk samen met flessen mis- en andere wijnen erbij. Zes communiedoeken bracht men terug vanuit de stellingen. En ook via de politieburo's van Schijndel en St. Michielsgestel kwamen diverse gestolen goederen terug. De oudste albums, waarin de doodsprentjes stonden van de zusters vanaf het begin van de Congregatie, zijn niet meer teruggevonden. De latere albums zijn door een militair uit Vught teruggebracht.

 

 Terug naar Schijndel 40-44